-
1 Löffel
Löffel〈m.; Löffels, Löffel〉♦voorbeelden:die Weisheit nicht mit Löffeln gegessen haben • het buskruit niet uitgevonden hebbenmit einem silbernen, goldenen Löffel im Mund geboren sein • met een zilveren lepel in de mond geboren zijnjemandem eins, ein paar hinter die Löffel hauen • iemand een draai om zijn oren gevenschreib dir das hinter die Löffel! • knoop dat goed in je oren! -
2 langen
langen1 voldoende, genoeg, toereikend zijn2 tasten, grijpen, pakken♦voorbeelden:1 es langt mir, mir langts! • ik ben het zat!es langt nicht hinten und nicht vorn, nicht hin und nicht her • hoe je het ook bekijkt, het is en blijft onvoldoendeer langte an den Kopf • hij greep naar zijn hoofder langte in seine Tasche • hij greep in zijn zakII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)geven, (aan)reiken2 pakken, nemen♦voorbeelden: -
3 schießen
schießen3 〈 Oostenrijk, Zuid-Duitsland〉verschieten, verbleken♦voorbeelden:er ist mächtig geschossen • hij is flink gegroeid(auf) Tontauben schießen • (op) kleiduiven schieten¶ das ist zum Schießen • dat is om je kapot, een bult te lachenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 jemandem eine langen
-
5 jemandem eine löffeln
-
6 jemandem eine schießen
-
7 löffeln
-
8 Ohr
〈o.; Ohr(e)s, Ohren〉♦voorbeelden:lange Ohren machen • de oren spitsenganz Ohr sein • een en al oor zijndie Ohren steif halten • de moed erin houdenauf einem Ohr taub • aan één oor doofjemanden bei den Ohren nehmen • iemand flink waarschuwenjemandem eins hinter die Ohren geben • iemand een draai om de oren geven〈 informeel〉 schreib es dir hinter die Ohren! • knoop dat in je oren!die Melodie geht leicht ins Ohr • de melodie ligt gemakkelijk in het gehoorjemandem etwas ins Ohr sagen • iemand iets toefluisterenbis über die Ohren in Schulden stecken • tot over zijn oren in de schuld zittenjemanden übers Ohr hauen • iemand afzetten, oplichtensich eine Nacht um die Ohren schlagen • de hele nacht niet slapenviel um die Ohren haben • veel te doen hebbenes ist mir zu Ohren gekommen • het is me ter ore gekomen -
9 scheuern
scheuernI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 jemandem eine scheuern • iemand een oorveeg, klap geven
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский